Brink G. van den, Campen M. van, Graaf J. van der
Gegrond geloof. Kernpunten uit de geloofsleer in bijbels, historisch en belijdend perspectief
uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 1996; 605 blz.; € 89,
De titel van dit kostbare, maar inhoudsrijke boek is een appèl en een troost. Velen hebben het verstikkende gevoel dat de grond onder hun voeten wordt weggeslagen door allerlei stormen en stromingen op en om het kerkelijk terrein. Ik ken de vragen van zeer nabij, die in de gesprekken met gemeenteleden, van harte betrokken bij de Zaak, opklinken: ‘Wat is nu waar in deze heksenketel van geluiden?’ ‘Is het ouderwets, achterhaald om te geloven dat…?’ ‘Waar en wat is vaste grond?’
Ik vind het een moedig avontuur om niet alleen te zeggen en te schrijven wat men in de mening van anderen mist, bedenkelijk of ook onaanvaardbaar vindt, maar om ook zelf opnieuw in de leer te gaan en verantwoording af te leggen van de dingen die ten diepste raken en blijvend inspireren.
Ik schrijf deze regels neer om aandacht te vragen voor een buitengewoon mooi boek dat onlangs verscheen, onder redactie van dr. G. van den Brink, predikant van de hervormde gemeente van Lelystad en universitair docent te Utrecht, drs. M. van Campen, hervormd predikant te Waddinxveen en docent aan de Christelijke Hogeschool De Vijverberg Felua te Ede en dr. Ir. J. van der Graaf, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk.
Het boek wil een hedendaagse gereformeerde geloofsleer bieden, waarbij de medewerkenden terdege beseffen dat zij deze slechts in fragmenten kunnen aanreiken.
Dit fragmentarische heeft niet alleen praktische oorzaken (om het bestek van een toch al dik boek niet te boven te gaan), maar ook principiële (omdat ons kennen ten dele is.)
Toch komen alle gewichtige thema’s van het christelijk geloof aan de orde. De hoofdstukken zijn geschreven volgens een bepaald patroon.
In onderdeel A worden de bijbels-theologische hoofdlijnen uitgezet. Dankbaar staande op de weg van het gereformeerde belijden en met open oor en oog voor de ontwikkelingen en verworvenheden van de hedendaagse bijbelse theologie luisteren de auteurs naar het Schriftgetuigenis,
In onderdeel B wordt een dwarsdoorsnede door de dogmengeschiedenis geboden aan de hand van een aantal ‘portretten’ van mensen wier denken van belang geweest is voor de
=== === ===
Chapman Colin
Kruis en halve maan, de uitdaging van de islam,
Uitg. Buijten en Schipperheijn, Amsterdam 1996, 319 blz.,
Het kruis is een herkenbaar symbool van het christendom. In het centrum van de Bijbel staat het kruis van Jezus Christus. Hoewel het kruis het einde niet is, bepaalt het hart van het christelijk geloof.
De maan is belangrijk voor moslims, omdat zij een kalender kennen, gebaseerd op maanmaanden. Het symbool van de halve maan heeft een merkwaardige geschiedenis. De mensen in Byzantium (Constantinopel) kenden de mythe dat de stad zou gesticht door Keroessa, de dochter van de maangodin Io-Hera. Daarom gebruiken ze de halve maan als symbool van de stad. Dit symbool bleef, ook toen Byzantium de hoofdstad werd van het oostelijk deel van het Romeinse rijk, door het christendom gestempeld. In 1453 werd de stad door de moslims veroverd. De halve maan gold een aantal eeuwen als een Turks symbool. Sinds het begin van de negentiende eeuw werd de halve maan, meestal in combinatie met een ster, steeds meer beschouwd als het symbool bij uitstek van de wereldwijde gemeenschap van de islam.
Kruis en halve maan staan dus voor twee grote wereldgodsdiensten. Alom vinden ontmoetingen plaats. Ook heel dichtbij. Het aantal moslims in Nederland is zodanig dat het bij de grotere godsdienstige gemeenschappen in Nederland behoort. Colin Chapman werkte jarenlang in Egypte, Libanon en Cyprus, in dienst van de Anglicaanse Zending en de Internationale Gemeenschap van Evangelische Studenten. Hij heeft daardoor een schat aan kennis en ervaring opgedaan op het gebied van de islam. Later doceerde hij missiologie aan het Trinity College in Bristol. Thans staat hij aan het hoofd van het Zendingsopleidingscentrum van de Anglicaanse Kerk in Birmingham.
In dit boek schrijft Chapman op een verstaanbare, herkenbare wijze over de ontmoeting tussen christenen en moslims. In de ondertitel wordt de islam een uitdaging genoemd. Chapman bedoelt met dit populaire woord dat ervan van de islam een dringend appel uitgaat: getalsmatig, op het veld van de politiek en economie, niet in de laatste plaats in theologisch opzicht. Met andere woorden: de islam stelt zeer reële vragen aan ons, christenen, waarop we antwoorden moeten geven.
Chapman gaat zorgvuldig te werk, met een groot respect voor hen, die een andere geloofsweg gaan. Al lezend kom ik onder de indruk van zijn kennis van zaken en van de integere wijze waarop hij het gesprek aangaat en een werkelijke ontmoeting zoekt. Een christelijke houding tegenover de islam behelst vooral vijf punten, die ook de hoofdstukken van dit boek vormen. ‘Omgaan met onze moslimse naasten’ is het eerste. Vervolgens: ‘De islam begrijpen’, waarin de hoofdzaken van het islamitische geloof ter sprake komen, de praktijk van de islam, het leven van Mohammed en de Koran. Het derde hoofdstuk, ‘Discussie en dialoog’, gaat in op een aantal van de belangrijkste punten die meestal aan de orde komen in discussies tussen moslims en christenen. In hoofdstuk vier – ‘Fundamentele kwesties onder ogen zien’ – komen kernvragen aan de orde, die vroeg of laat op tafel komen wanneer christenen contact zoeken met moslims en de islam (zoals: is de God van de islam dezelfde als de God van het christendom?).
Ten slotte geft Chapman een handreiking op de weg van het getuigenis van het christelijk geloof: ‘Getuigen van ons geloof’. Het ‘Woord vooraf’ is geschreven door Herman Takken, medewerker van de Stichting ‘Evangelie en Moslims’, die deze studie terecht van harte aanbeveelt.
(Hervormd Weekblad, dec. 1996. Boek van de week)
=== === ===
Faber, R. Houtsma en L.J. Houtsma-Harms
Wybe Zijlstra, pastor en pionier, Een portret
uitg. Callenbach, Baarn, 1998; 160 blz.; ISBN 9026609310
Ik heb dr. Wybe Zijlstra één keer ontmoet, tijdens een pastorale training in het seminarium Hydepark. Wel heb ik veel over hem gehoord van mensen die diepgaand door hem beïnvloed zijn. Zijlstra was de geestelijke vader van de Klinische Pastorale Vorming (KPV) in Nederland, een uiterst intensieve training om de blokkades en stoorzenders in jezelf en in de ander op het spoor te komen, daarmee verantwoord om te gaan en aldus een ontspannen, ontkrampte openheid te krijgen om werkelijk te kunnen luisteren. Het is een proces van bewustwording en van bevrijding, waarin de waarheid, ten diepste Hij die de Waarheid is, zich kan laten gelden. Zijlstra overleed op 1 september 1997 in Amersfoort. Om deze uitzonderlijk begaafde pastor en pionier te eren, hebben enkele vrienden een portret samengesteld, waarin Zijlstra’s betekenis op markante wijze naar voren komt. Het lezen heeft mij een extra goed weekend bezorgd.
Het boek bestaat uit vier onderdelen: In memoriam (1), Identiteit, intimiteit en distantie (2), Generativiteit (3) en Integriteit – zo is het goed (4).
Ter gedachtenis
Dit portret begint met het einde van Zijlstra’s leven, de woorden die in de rouwdienst te Amersfoort werden uitgesproken door voorgangers en familieleden, een keuze uit de vele artikelen die naar aanleiding van zijn overlijden verschenen en een preek die hij ooit hield
Zijlstra trok mensen aan uit verschillende kerken. De KPV-trainingen vormden een uniek oecumenisch gezelschap. Dr. J.J. Rebel, de eerst christelijke gereformeerde predikant die (in 1973) een KPV-basiscursus volgde, leerde onder invloed van Zijlstra ‘‘een heel andere manier van theologiseren. Niet langer stonden alleen de exegese en de dogmatiek centraal. “Geloven is een groei- en bewustwordingsproces”, leerde hij ons. Zijlstra was een sobere en bescheiden man, maar in zijn trainingen groeide hij uit tot een groots leraar. Het is verbluffend hoe hij ons open wist te krijgen. Van hem leerden we dat het in de theologie uiteindelijk om de mens gaat, die vaak nauwelijks aan bod kwam, omdat alles was gericht op God en Jezus’’ (22 – 23).
Een kernwoord bij Zijlstra is communicatie, een eerste opdracht voor de pastor, maar dan wel met verstand, hart en ziel. Dat kan niet zonder een doorleefde theologie. Het gaat in zekere zin om ervaring, om bevindelijkheid: dat je geraakt bent door wat je gelooft en dat mensen dat merken in je pastoraal optreden.
Levensloop
In het tweede deel, getypeerd door de woorden identiteit, intimiteit en distantie, wordt het boeiende leven van Zijlstra in grote lijnen getekend. Zijn voorgeslacht woonde op een boerderij onder Abbega, een dorpje dat mij bijzonder lief is – omdat het tot mijn eerste gemeente behoorde – en gelegen vlak bij Sneek. Zijn vader trad in dienst van de Gereformeerde Zendingsbond als ‘zendeling-leraar’ op Celebes. Daar, in 1921, werd Wybe geboren. Na verloop van tijd keerden zijn ouders, vanwege gezondheidsproblemen van moeder, terug naar Nederland.
Wybe Zijlstra kiest voor de theologische studie in Utrecht (1941 – 1946), wordt hulpprediker in Burus en Munnikezijl, gaat vervolgens, samen met zijn vrouw Hester Sparnary, als voorganger van de rechtzinnige evangelisatie naar Kollum, in 1954 naar Wyckel – eveneens in Friesland – en wordt in 1961 predikant van Hulp en Heil (thans Robert Fleury Stichting), psychiatrisch ziekenhuis in Leidschendam.
Hij verblijft in 1962 enkele maanden in Amerika om kennis te maken met Clinical Pastoral Training om een eigen variant te starten, in de praktijk te toetsen en in geschriften (onder meer zijn dissertatie te Utrecht in 1969) te verantwoorden: de KPV-cursussen geeft hij aanvankelijk naast zijn werk als predikant van Hulp en Heil. In 1968 wordt hij vrijgesteld voor het werk van de KPV, en verbonden met het psychiatrisch centrum Zon en Schild te Amersfoort. Van 1968 tot 1977 is hij tevens wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de Universiteit van Amsterdam met pastorale psychologie als leeropdracht. In 1985 neemt Zijlstra afscheid van zijn gewone, maar buitengewone werk.
In 1989 verschijnt zijn boek “Op zoek naar een nieuwe horizon, Handboek voor Klinische Pastorale Vorming”. Hij geeft nog een aantal cursussen, houdt lezingen en is betrokken bij het kringwerk van de Bergkerk in Amersfoort, waar hij bij tijd en wijle ook voorgaat in de eredienst. Zijlstra wist ongehoord veel van psychologie – een studie die hij zelf ook volgde en voltooide -, van psychiatrie en van andere menswetenschappen, maar hij wilde voor en in alles pastor, theoloog blijven om al deze disciplines vruchtbaar te maken voor de enkeling die in het pastoraat onze weg kruist.
Bloei en isolement
De KPV-trainingen werden alom bekend, maar desondanks was en bleef er een zeker isolement. Ds. R. Houtsma, naaste collega van Zijlstra, voorganger in de rouwdienst, schreef in 1985, ter gelegenheid van het afscheid van Zijlstra, in Woord en Dienst: “Het blijft jammer dat de kerk, behalve in het werk op het seminarie, geen plaats heeft gegeven aan de Klinische Pastorale Vorming als een onmisbaar en blijvend onderdeel van de toerusting van haar ambtsdragers, predikanten en anderen. Zij heeft dit tot nu toe overgelaten aan de visie en goedwillendheid van enkele psychiarische centra en ziekenhuizen in ons land. Wanneer deze het onverhoopt wegens financiële omstandigheden laten afweten en hun centra voor Klinische Pastorale Vorming sluiten, hangt deze zo noodzakelijke nascholing volkomen in de lucht. En dat terwijl de kerk aan de andere kant zich in deze tijd juist meer bewust wordt dat jonge (en oudere) predikanten in hun werk begeleiding en toetsing nodig hebben (mentoraat!)’ (77/78). Inmiddels is de situatie wel enigszins veranderd, onder meer in deze zin dat het seminarium Hydepark deze discipline structureel opbouwt in zijn curriculum. Zijlstra benadrukte telkens weer dat de KPV geen therapeutische, maar een pastorale training is. Veel therapeuten zijn van mening dat de religie neurotiserend is. Zijlstra’s reactie: ‘‘Als het een afgod is, hebben ze nog gelijk ook, maar als de pastor het zo zegt, is de cliënt er niet mee geholpen. Mij heeft altijd, ook in mijn eigen bevrijdingsproces, de bijbeltekst “De waarheid maakt vrij” veel gedaan. Als de waarheid niet vrijmaakt, al is het door een oordeel heen, is het geen waarheid maar een leugen. Er moeten perspectieven opengaan. Vergeet daarbij niet dat waarheid relationeel is. Dat wil zeggen, voor ieder bijzonder. Wat voor de één waarheid is, is voor de ander vergif’’ (cit. blz. 92).
Zo is het goed
Zijlstra had er vrede mee om terug te treden, ook om heen te gaan. Daarom is het laatste deel genoemd: “Integriteit – zo is het goed’. Er wordt iets verteld over het gemeentewerk dat Zijlstra lief was. Hij leidde een aantal bijbelkringen, waarin hij vooral in gesprek met Paulus was. Vervolgens worden twee preken en twee lezingen afgedrukt, waarmee dit boeiende portret besluit. Preken was voor Zijlstra “niet wandelen in een kathedraal vol zekerheden, maar het volgen van een verhaal dat spannend is”.
De eerste preek – Zijlstra schreef zijn preken altijd geheel uit – gaat over 1 Samuel 4: 1 – 22, de tweede over zijn “lievelingstekst”: “De waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8: 31). In deze laatste zegt hij onder meer: “Vrijmaken betekent: dat ik flitsen van inzicht krijg, mij van dingen bewust wordt. Deze bewustwording is immers een voorwaarde om te kunnen groeien: om te worden die ik ten diepste mag zijn” (130). En waarheid is altijd waarheid-in-relatie, dus altijd persoonlijk. ‘‘Zij wordt ook uitgesproken in een bijzondere situatie, in de situatie waarin ik nu verkeer. Algemene waarheden bestaan wel, zoals tweemaal twee is vier, of de aarde is rond, maar als het gaat om de waarheid van mijn leven, bestaan ze niet. De Waarheid over mijn leven is altijd bijzonder, persoonlijk en op de situatie toegesneden” (131). Over algemene waarheden kun je dan ook, zoals de theologen met verve hebben gedaan, eindeloos twisten. Maar de waarheid Gods heeft dat niets meer te maken’’ (133).
In oktober 1988 hield Zijlstra een lezing te Driebergen over het Samen-op-Weg-proces, toegespitst naar de remmende invloed van niet-theologische factoren. Deze dusgenaamde factoren bestaan volgens Zijlstra niet. “De theologie als reflectie op de inhoud van het Evangelie heeft de totale mens voor ogen: de totale mens voor het Aangezicht van God en in het licht van het op ons toekomende Rijk. Alles wat met de mens te maken heeft, heeft dus een theologische dimensie. Dat geldt ook voor de zogenaamde psychologische of sociologische factoren, die men in de kerk nauwelijks serieus neemt, omdat zij zogenaamd niets met theologie te maken hebben. Daarmee veroordeelt men de theologie tot een luchtkasteel, waarover men heerlijk dromen en onder elkaar twisten kan, maar die met het gewone aardse leven eigenlijk geen verbinding heeft” (137).
De tweede lezing – “Gemeente – sterfhuis of levende kern” – is naar aanleiding van een artikel en reacties daarop in Woord en Dienst. Voor Zijlstra is de gemeente zowel het een als het ander: niet anders dan door te sterven – op de weg van het tarwegraan – kan zij werkelijk leven. In dit verband legt Zijlstra de golven van secularisatie uit in een positieve zin. Ook deze overtuiging prikkelt tot meedenken, zoals het hele boek uitnodigend en uitdagend is, juist vanwege de oprechte eenvoud, de eenvoudige oprechtheid.
=== === ===
Leuenbergse Texte
Die Kirche Jesu Christi, Verlag Ott Lembeck, Frankfurt am Main, 1995, ISBN 3-87476-305-6
Van Leuenberg naar Lutjesbroek – Die tweede plaats naam is tamelijk willekeurig gekomen. De eerste niet, maar daarover straks meer. Ik had na Leuenberg – een conferentie-oord en Zwitserland – ook Leidschendam en Leusden kunnen noemen. Deze plaatsen staan voor de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland, omdat daar de respectievelijke centra zijn gevestigd. Om duidelijk te maken dat het in dit artikel gaat over de partners, betrokken in het SOW-proces, had ik dan ook Woerden moeten noemen, waar het administrahieve centrum van de Evangelisch-Lutherse Kerk in het koninkrijk der Nederlanden gevestigd is. In de discussies en in al het geschrijf- dat soms het karakter heeft van gekijf – worden de Lutheranen stelselmatig over het hoofd gezien. Zij vormen een kleine kerk in ons kleine landje, maar dat rechtvaardigt deze slordigheid geenszins. Om niemand te kort te doen, kies ik dus voor Lutjebroek.
Leuenberg
Over Leuenberg is uitvoerig geconferceerd in SOW-verband. Ik heb die betreffende teksten niet gehoord, noch gelezen. Daarom moet ik terughoudend zijn in mijn oordeel, maar ik waag toch deze stelling: ons gepraat en geschrijf blijven doorgaans onder de maat van de teksten die in dit conferentie-oord in Zwitserland geboren zijn. Laat mij eerst de betekenis van Leuenberg een beetje dichterbij brengen. In het voetspoor van Luther en Calvijn zijn helaas verschillende kerken ontstaan, die in de loop van de tijd steeds meer van elkaar vervreemden. De portretten van de beide reformatoren mogen dan broederlijk in menige consistoriekamer hangen, eventueel met dat van Zwingli erbij, maar hun nazaten hebben zich niet altijd broederlijk gedragen. Leuenberg is een teken van herkenning en verzoening. Na een intensieve voorbereiding werd hier in 1973 een Konkordie – dat is: een hartelijke overeenstemming – aanvaard. Met andere woorden: de Konkordie van Leuenberg is de neerslag van de gesprekken tussen Lutheranen en Gereformeerden in Europa, waarin zij elkaar op wezenlijke punten hervonden en herkend hebben. Deze Konkordie is hier te lande door de drie kerken, op weg naar vereniging, aanvaard. In de voorgestelde nieuwe kerkorde lezen we dan ook, conform deze beaamde Konkordie: ‘De kerk erkent de betekenis van de theologische verklaring van Barmen voor het belijden in het heden. Voorts erkent de kerk de betekenis van de Konkordie van Leuenberg voor de voortgaande ontmoeting van lutherse en gereformeerde tradities’ (art. I, 5). Toen gingen we in onze ‘vaderlandse kerk’ – ik schrijf deze woorden met opzet tussen komma’s, omdat ik er grote moeite mee heb – uitvoerig en veelal grimmig confereren over de verhouding tussen Leuenberg en (de leerregels van) Dordrecht. Deze belijdende geschriften staan hier en daar – met name op het punt van de verwerping – op gespannen voet met elkaar. Dat zal waar zijn, maar verkiezing en verwerping zijn nooit in evenwicht en bovendien zijn de leerregels van Dordrecht ook niet zonder interne spanningen en tegenspraak. Wie dit laatste beseft – tot zijn vreugde, want soms is het een zegen eens te stotteren en niet konsekwant te zijn! – die zal op een bescheiden wijze confereren met anderen. Men mag bij de tekst van de Konkordie best vragen stellen -belijden is nooit een zaak van slikken of stikken – maar al lezend word je uitgetild boven allerlei kerkelijk gekrakeel en proef je de gezamenlijke worsteling om het Evangelie te volgen en verder te vertolken. Voor mij althans is de Konkordie een tekst, die mij op verhaal brengt en in ruimte zet.
En verder
Leuenberg is natuurlijk geen eindpunt. In de toelichting bij de voorgestelde nieuwe kerkorde lezen we dan ook terecht: ‘Het geschift is vooral van belang voor de voortgaande ontmoeting tussen de lutherse en gereformeerde tradities. Met andere woorden: het gesprek dat in deze Konkordie begonnen is, moet worden voortgezet in de voortgaande kerK!
We worden op onze wenken bediend. Wat in de voortgaande gesprekken tussen kerken van lutherse en calvinistische (gereformeerde) traditie aan goud gedolven wordt, zal aangeboden worden in een serie geschiften, waarvan nu het eerste deeltje verscheen is. De voertaal is Duits en Engels. Ik heb het eerste deeltje van deze ‘Leuenbergse Texte’ voor mij liggen. Het is een verademing om te lezen. Ook een reden tot dankbaarheid dat verschillende Kerken in Europa (negentig in getal!) ‘zo’ kunnen spreken en ‘dit’ met anderen willen delen. Omdat deze teksten worden aangeboden als huiswerk, in de hoop dat ze een uitstaling zullen hebben, wil ik een en ander aan u doorgeven.
Het eerste hoofdstuk handelt over het wezen van de kerk als gemeenschap der heiligen. In het tweede en derde hoofdstuk gaat het respectievelijk over:de gemeenschap der heiligen in de maatschappij en over de eenheid van de kerk en de vereniging van de kerken. Uit het eerste hoofdstuk kies ik een stukje over de eigenschappen van de kerk.
De kerk
De kerk ontstaat en bestaat bij de gratie van de Heilige Geest, werkzaam en werkelijk door Woord en Sacrament. Krachtens haar oorsprong wordt zij getypeerd door wezenlijke eigenschappen. Verwoord in de geloofsbelijdenissen van de oude kerk. Zij is de ‘ene, heilige, katholieke’ (alomvertiende), ‘apostolische’ kerk. Over deze kernwoorden een paar opmerkingen.
De ‘eenheid’ van de kerk als gemeenschap der heiligen is in de eenheid van naar oorsprong verankerd, d.w.z. in de eenheid van de Drie-enige God, die krachtens de verzoening in Jezus Christus door de Heilige Geest de schepping tot haar voleinding brengt. Die eenheid is daarom, in het spoor van de Reformatie, niet een ideaal, dat door de inzet van christenen en kerken te verwerkelijken zou zijn, maar die is aan christenen en aan de kerken toevertrouwd als een werk van God. De kerken staan aldus voor de opgave om duidelijk en concreet getuigenis af te leggen van deze gave van God, die de basis is van levende gemeenschap tussen de kerken, ook in de veelkleurigheid van haar verschijningsvormen. De kerk is ‘heilig’ krachtens de heiligheid van haar oorsprong. Ze is heilig, daar God in Christus de macht van de zonde overwonnen heeft, mensen in het krachtenveld van de Heilige Geest door de belofte van de vergeving heiligt en ‘zo’ tot een gemeenschap der heiligen verenigt. Heiligheid is daarom niet allereerst het doel van een menselijke levenswijze in de kerk, maar een gave van God aan de kerk als gemeenschap van gerechtvaardigde zondaren.
Als gemeenschap van mensen, geheiligd door God, staan de christenen en de kerk samen voor de opgave om hun leven overeenkomstig het gebod van God in te richten, vorm te geven. Daarom heeft ook deze gemeenschap, heeft de kerk zelf, altijd weer reden haar schuld te belijden, te beseffen dat zij, om met Luther te spreken, de ‘grootste zondares’ is. Juist omdat ze heilig is, kan ze om vergeving vragen.
De kerk is ‘katholiek’ (alomvattend) krachtens haar oorsprong. Omdat de kerk haar oorsprong in het Woord van God als het heil van de ganse wereld heeft, is zij niet door natuurlijke menselijke gemeenschappen begrensd, maar als door God geschapen gemeenschap alomvattend (katholiek). Het leven der kerk is gemeenschap met de Drie-enige God. Christenen en kerken staan daarmee voor de opgave deze gave van God in hun wijze van leven te weerspiegelen door de grenzen van nationale, raciale, sociale, culturele aard, alsmede die samenhangen met de man-vrouw-verhouding te overstijgen. In haar katholiciteit is de kerk de belofte van een alle mensen omvattende gemeenschap.
De kerk is ook ‘apostolisch’ op grond van haar oorsprong. Het Woord van God, dat de kerk tot aanzijn roept, is het oorspronkelijke, door de apostelen verkondigde Evangelie, zoals het ons in de Heilige Schrift van het Oude en Nieuwe Testament gegeven is. Voorzover de kerk op dit fundament gebouwd is, is zij apostolisch. Naar reformatorische opvatting is de apostolische successie de voortdurende terugkeer naar het apostolisch getuigenis. Zij verplicht de kerk om het Evangelie van Jezus Christus op authentiek en missionaire wijze te verkondigen, trouw aan de apostolische bondschap (1 Cor. 15: 1 – 3), waaraan zij haar bestaan te danken heeft.
En verder
In dit boekje valt veel meer te lezen en te leren. Ik vind het heel bijzonder dat zo veel verschillende kerken dit alles aanreiken. Leuenberg levert aldus een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde oecumene en aan de eenheid van kerken in kleiner resort, zoals in Nederand. Aan het slot van deze gemeenschappelijke studie worden enkele stellingen beschreven, die ook wij ter harte kunnen nemen:
*Waar een kerk of kerkelijke gemeenschap de kentekenen van de ware kerk (d.w.z. rechte prediking en recht gebruik van de sacramenten) vertoont, is zij als deel van de ene, heilige katholieke en apostolische kerk te beschouwen. Eventueel gebeurt deze erkenning eenzijdig.
*Waar deze kentekenen aanwezig zijn, ontstaat de mogelijkheid om een gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie te formuleren.
*Waar dit geschiedt, daar is sprake van kerkelijke gemeenschap in de zin van de Konkordie van Leuenenberg.
*Waar desondanks deze verklaring van overeenstemming achterwege blijft, is de scheiding niet meer te rechtvaardigen.
*Het bereiken van dit doel ligt niet in onze macht, maar is het werk van dit Heilige Geest. Tot dan is aktief geduld geboden, want ‘wij weten dat de verdrukking volharding uitwerkt en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest’ (Rom. 5: 3 – 5).
(Hervormd Weekblad., september 1995)